Hier vindt u meer informatie over de cursus streektaal en streekcultuur, en het inschrijfformulier.

> lees meer over de cursus
> schrijf je in voor de cursus

Auteurs uit
Deventer (Dèventer)

Bertus van den Bremen

Lambertus (Bertus) van den Bremen (Epe, 21-06-1915 - Deventer, 08-02-2008) was getrouwd met Aaltje van Vemde. Het echtpaar woonde vanaf 1970 in Deventer. Van den Bremen begon op latere leeftijd met het schrijven van gedichten in de streektaal. Daarbij sneed hij vooral eigentijdse onderwerpen aan. Verhalen van hem zijn opgenomen in ’t Witte peerd: Verhalen en gedichten in dialect uut Oostnederland (Doesburg: Rabeling, 1984). Van den Bremen heeft meegewerkt aan het Woordenboek van het Deventer dialect (Deventer: Praamstra, 1986), net als zijn vrouw Aaltje van Bremen-van Vemde. Zij schreef onder het pseudoniem Alve verhalen in de Eper streektaal. Haar verhalen, evenals de gedichten van Bertus, zijn gepubliceerd in de bundels Um en Umme (1984) en Over en Weer (1989). Het echtpaar trad in de regio veelvuldig op met een streektaalprogramma Um en Umme.

Bron: Van den Bremen.nl

Josef Cohen

Josef Cohen (Deventer, 02-01-1886 – Groningen, 12- 07-1965) kreeg een traditionele Joodse opvoeding. Hij leerde de plaatselijke sagen en legenden van Deventer en omgeving kennen door zijn vele zwerftochten langs de IJssel en over het Overijsselse platteland. Na zijn studietijd begon Cohen serieus aan een schrijverscarrière. Hij werd in 1914 directeur van de ‘Openbare Leeszaal en Boekerij’ in Groningen. Ver van de menschen (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1911) is een roman over de worsteling van een jonge Sallander om zijn levensgeluk te vinden. Het verhaal speelt zich af in de buurt van Olst en Deventer. De dialogen zijn geschreven in de streektaal. Het verhaal De honden in: Leven en dood (Groningen: Wolters, 1921, p. 6 t/m 12) gaat over een zonderling, die samen met zijn dochter en twee honden in de eenzaamheid bij Bathmen woont. Ook hier zijn de gesprekken in streektaal.

Zie ook: Wie is wie in Overijssel.nl

Willem Draaijer

Willem Draaijer (Deventer, 1847 – Leiden, 1933) schreef verhalen in de streektaal van zijn geboortestad, ook al woonde hij daar al lang niet meer. J. Verwer zei hierover: "In zijn jonge dagen nam hij de Deventer streektaal zo goed in zich op en hij bewaarde het zo trouw, dat hij het naderhand gaaf kon weergeven." In Leiden, waar hij in 1891 leraar aan de HBS was geworden, schreef Draaijer Schoolgrammatika ten gebruike bij het onderwijs in het Nederlandsch (1896) en Woordenboekje van het Deventersch dialect (Deventer, 1896). Hierin verscheen 't Léleke endeküken, een bewerking van het sprookje ‘Het lelijke jonge eendje’ van H.C. Andersen. Het is het eerste sprookje in streektaal dat in Overijssel is gepubliceerd. Hij publiceerde ook in Driemaandelijksche Bladen, uitgegeven door de ‘Vereeniging tot onderzoek van taal en volksleven, vooral in het Oosten van Nederland’. In zijn latere levensjaren schreef Draaijer in Deventer bladen nog regelmatig verhalen over herinneringen aan de stad uit zijn jeugd.

Bron: J. Verwer, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (Leiden, 1934).

Henk J. van Baalen

Henk J. van Baalen (Deventer, 1-11-1944) is een kenner van de Deventer streektaal en tevens voorzitter van de Dialectkringe Salland en Oost-Veluwe. In die functie zorgde hij voor een herziende uitgave van W. Draaijers Woordenboek van het Deventer dialect (1947) (Deventer: Praamstra, 1986). Tevens heeft hij vele humoristische verhalen geschreven over de inwoners van Deventer en over de historie van deze stad. Hij schrijft in het Nederlands, maar dialogen in zijn verhalen staan vaak in de streektaal. Verhalen van zijn hand zijn verschenen in de bundels Nöölklieren en andere verhalen (1987) en Het beste uit Nöölklieren (2006). Ook heeft hij non-fictie boeken gepubliceerd en zijn medewerking verschaft aan andere publicaties over regionale en lokale geschiedenis.

Hein van Beek

H.J.E. (Hein) van Beek (Deventer, 1868-1956) was journalist en schreef verhalen over het leven in de tweede helft van de negentiende eeuw in Salland : nieuws- en advertentieblad voor Deventer en omstreken. Deze verhalen werden gebundeld in Dêventer vrogger en noe (Deventer: Kluwer, 1921). Het boekje was een groot succes en in 1924 verscheen een tweede deel. In 1974 werden beide delen samen opnieuw uitgegeven. In 2001 heeft Henk J. van Baalen ervoor gezorgd dat er een deel drie van verscheen. In het voorwoord zegt hij: ‘Dit deel heeft dezelfde grote waarde en getuigt eveneens van een goed gevoel voor de alledaagse zaken die hij zo trefzeker en humorvol heeft beschreven. Uit eerbied voor H.J.E. van Beek heb ik zo weinig mogelijk in de tekst veranderd. Wel is er in mijn inleiding een verhandeling over de drie Deventer stadsdialecten aan toegevoegd.'

J.W. Groenstege

J.W. Groenstege (Deventer, 31-07-1905 - 08-04-1985) heeft meegewerkt aan het Woordenboek van het Deventer dialect (Deventer: Praamstra, 1986). Hij was werkzaam aan een gymnasium, later als opzichter van Bouw- en Woningtoezicht en schreef verhalen, gedichten en toneelstukken in de streektaal. Soms regisseerde hij zelf de uitvoeringen van zijn toneelstukken. Hij publiceerde drie verhalen in De Moespot.; De Iessel (nr., p. 55), Kinderleedjen (nr. 17, p. 6) en Herfststorm (nr. 83, p. 9). Het verhaal De kermsevierder verscheen in  ’t Witte peerd: Verhalen en gedichten in dialect uut Oost Nederland (Doesburg: Rabeling, 1984). Voor de VVV Ommen schreef Groenstege ‘De Witte Wieven van de Besthemerberg’. 

T.W. van Marle

T.W. van Marle was de eerste schrijver die gedichten in het Sallands publiceerde. Gepubliceerd in de Overijsselsche Almanak voor oudheid en letteren zijn: ‘Samensprôke tusschen een snaak zoo as der gelukkig néèt in de mennigte zint en een heeren-knecht déè gien boe of ba zê, op de markt te Dêventer van vergange vrijdag’ (1836), ‘De bruud en de wedevrouwe’ (1839), ‘Wat Brômegge al zoo zê: Ten minsten zoo as den assessor et an Jôpek vertelden’ (1840, p. 220), en ‘En vos en en êpken’ (1840). Deze verhalen zijn ook opgenomen in: Van de Schelde tot de Weichsel: Nederduitsche dialecten in dicht en ondicht: Deel 1, verzameld door Joh. A. Leopold en L. Leopold (Groningen, Wolters, 1906, 2e druk, p. 532 t/m 544.) 

W. van der Linde Hzn

W. van der Linde Hendrikszoon publiceerde in Overijsselsche almanak voor oudheid en letteren (Deventer: J. de Lange) het verhaal ‘De wonderdocter, vertelseltjen van en Boer in de nôbiheid van Dêventer, an zien goeije vrenden’ (1838). Eveneens is van hem het verhaal ‘Bezuek van Waopen-Aorend bie de Baas op de Waoge op 1 April 1935’, gepubliceerd in het Deventer Dagblad (1935).

Wim Roetert

Wim Roetert (Deventer, 10-01-1926 – 12-07-2015), politiek betrokken bij Deventer Belang, heeft veel stukjes in het ‘Dèventers’ voorgedragen in het ‘Politiek Café’. Die gingen er bij het publiek in als ‘Dèventer Koke’. Ook was hij zeer betrokken bij de Fermerie, het buurthuis in het Noordenbergkwartier. Op internet staat de Onafhankelijke Buurtkrant voor het Noordenbergkwartier, jaargang 24, oktober 1999, No 4/5, met daarin een ontroerende, nooit verzonden brief getiteld ‘Brief aan Siegfried Henoch-Noach’ van Roetert, in het Dèventers.  De brief is gericht aan een Joodse jongen die in het Noordenbergkwartier opgroeide en verhaalt over de gevoelens van Roetert over de deportatie van deze jongen en zijn familie tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Herman Korteling

Herman Korteling (Deventer, 1898-1994) is vooral bekend van in het Nederlands geschreven novellen en romans, maar de streektaal ging Korteling bijzonder ter harte. Hij sprak en schreef zeer verzorgd Deventers. Hij stelde dat het dialect geen verbastering is van de algemeen beschaafde taal, maar een tweede taal die het leven verrijkt. In het Deventers schreef hij voornamelijk korte verhalen. Van zijn novelle ‘Grootburgers’ maakte hij een Sallandse vertaling; gepubliceerd in ’t Swieniegeltje (1959). Korteling was voorzitter van de Bond van Nedersaksische Dialectkringen en van de Sallandse Schrieverskring. Hun tijdschrift De Moospot, opgericht in 1958, vond Herman Korteling in de begintijd maar 'Un fidderig dink (vier vellekes maör)'. Dat veranderde langzamerhand. Omdat sommigen de naam te Twents vonden klinken werd De Moospot in 1963 omgedoopt in De Moespot, en het werd in 1966 het orgaan van het nieuw opgerichte Verbond van Nedersaksische Dialectkringen. De verhalen die Korteling van 1958 tot en met 1974 in De Moespot publiceerde werden verzameld in Un Moespot ampat; Verzameling korte verhalen (Verbond van Neersasse dialektkringen, 1980. 58 p.). In dat jaar verscheen eveneens 't Rottenhuus en andere korte verhalen in het Deventer dialect (Deventer: Surink, 1980. 58 p.). In zijn Deventer vertellingen (Stokvisreeks, 1964) zijn de dialogen in het Deventers. Korteling heeft ook meegewerkt aan het Woordenboek van het Deventer dialect (Deventer: Praamstra, 1986) en was oprichter en redacteur van Overijssel; jaarboek voor cultuur en geschiedenis (1947-1963). Hij publiceerde daarin ook dialectverhalen.

Gerrit Willem Kuijk

Gerrit Willem Kuijk (Deventer, 29-09-1927) woont in Diepenveen. Als leraar Nederlandse Taal- en Letterkunde schreef Kuijk aanvankelijk in het Nederlands voor het onderwijs. Hij noemt zichzelf “plattoloog”, ofwel praktisch kenner van de Nedersaksische streektaal. Hij publiceerde de Grammatica van het Deventer dialect (Deventer: Praamstra, 1993), met daarin ook waar de woorden vandaan komen. Kuijk  is coördinator van de Strèèktaalgroep Dèventer en Umstrèken en schrijft verhalen en columns in het Deventers. Met Een Dèventer jongen in oorlogstied (1990) won hij de tweede prijs bij een schrijfwedstrijd, georganiseerd door de IJsselacademie. ‘Dissen en gunnen’, bekroond met een gedeelde eerste prijs, is met de sonnettenkrans, 'De bevriejde hekse of de behekste fee' gepubliceerd in De vliegende slonde (Kampen: IJsselacademie, 1991). ‘Thuus’ en 'Dee hier laeven meugt' zijn verschenen in de verhalenbundel Thuus; verhalen uit heel Overijssel (Kampen: IJsselacademie, 1992). Het eerste verhaal deed mee voor Deventer, het tweede voor Diepenveen. Nu publiceert Kuijk voornamelijk op zijn internetsite over onderwerpen als: Grammatica van het Dèventer dialect ; en Gedichten van Crödde van Niessel, een doorlopende serie verzen in dialect en standaard Nederlands; en Bie het Onderwies, een serie over Kuijk’s belevenissen in zijn onderwijsloopbaan.

Bron: gwkuijk.nl

Wim Lubberding

Wim Lubberding (Deventer, 29-12-1931) dicht en schrijft in het Deventers. Met echtgenote Henny Lubberding-Schuitert (Deventer, 18-06-1932) woonde Wim in Zwolle, maar hij publiceerde vooral over Deventer. Wim schreef over de stadswijk waar hij werd geboren in Weerzeen; verhalen in Deventer dialect (Deventer: In eigen beheer, 2001. 94 p.) en in het Nederlands Het Rode Dorp, een Deventer stadswijk tussen 1930 en 1955 (Deventer, In eigen beheer, 2006. 116 p.). Beiden schreven ze gedichten, versjes en korte verhalen en traden op in hun woonplaats en verre omtrek met voorlezen uit eigen werk. Ze hadden een repertoire van ongeveer 150 verhalen, 150 versjes en gedichten, ludiek zowel als serieus, en 180 limericks. Wim was bestuurslid van de Dialektkringe Salland en Oost-Veluwe en samen leidden ze de werkgroep Zwolle van de kring. Voor zijn literaire activiteiten ontleende Wim veel inspiratie uit wat om hem heen gebeurde in het werk en in familiesituaties. Hij was jurylid bij schrijfwedstrijden en publiceerde in verhalenbundels van de IJsselacademie en in het streektaaltijdschrift De Moespot, waarvan hij tevens voorzitter en redacteur was.

A.J. De Weerd

A.J. de Weerd (Deventer, 24-06-1905) was werkzaam bij de Raad van Arbeid, onder andere te Zwolle. Hij was enthousiast over de dialectbijeenkomst in Markelo in 1955, waar de aanzet werd gegeven voor het Verbond van Nedersaksische Dialectkringen, en zette zich in voor de Dialectkringe Salland en Oost Veluwe. Hij was redactielid voor Salland van De Moespot. Bij zijn aftreden werd hij door het Verbond van Nedersaksische Dialektkringen benoemd als erelid. De Weerd heeft meegewerkt aan het Woordenboek van het Deventer dialect (Deventer: Praamstra, 1986) en publiceerde ‘Ut station Hunneperkamp’ in ‘t Witte Peerd: Verhalen en gedichten in dialect uut Oostnederland (Doesburg: Rabeling, 1984).

Gerhardt Mulder

Gerhardt Mulder (Deventer, 1939) is sinds 1993 eigenaar van uitgeverij Meneer de Uil in Rotterdam. Hij schrijft met een zekere regelmaat romans en thrillers. Daarnaast schreef Mulder enkele boeken over het Deventer van zijn jeugd. In Het Roomse dorp /’t Roomse dörp, tiedsbeeld van de Hanzestäd Deventer, 1942 – 1952 (Free Press Publishers, 2003. 2 x 110 p.) haalt hij op onderhoudende wijze herinneringen op aan zijn jeugd in de overwegend rooms katholieke wijk achter de spoorbrug en veemarkt. In De Noordenberg; een tijdsbeeld van Deventer in 1920 (Meneer de Uil, 2008. 260 p.2 x 128 p.) geeft de schrijver op humoristische wijze een tijdsbeeld van het oudste deel van de binnenstad. De boeken zijn in twee talen in een band uitgegeven. Na de tekst in het Deventers volgt hetzelfde verhaal in het Nederlands. Dèventerse wiesheden, uutdrukkingen en väsjes; bie mekare ebragt en van tekeningen veurzeen door Gerhardt Mulder (Hoevelaken : Verba, 2004. 127 p.) is een boek vol mondeling overgeleverde rijmpjes. Waar nodig is een vertaling toegevoegd.

Gerhard Werkman

Gerhard Werkman (Hellendoorn, 3-02-1912 – Deventer, 7-04-1981) was journalist voor verschillende dag- en weekbladen en schrijver van boeken zoals Het Urkerland valt droog (1942), Kent gij het land der zee ontrukt (1948) en Kent u Overijssel (1961). Gerhard Werkman was lid van de Sallandse Schrieverskring. In 1951 werd hij hoofdredacteur van het Deventer Dagblad.  Vanaf 1955 schreef Werkman opinie artikelen over de ontwikkelingen rond de streektaal in Overijssel. In het Deventer Dagblad schrijft hij in een artikel over het niveau van de streektaalliteratuur: ‘Het aantal schrijvers is groot, maar het aantal diergenen wier werk elke toets van kritiek kan doorstaan is gering. Wij weten dat de oogst uit de tuin der Sassische letteren schamel is.’ Werkman schreef af en toe ook zelf gedichten, zoals ‘Berösting in het tijdschrift ’t Swieniegeltje (1955), ‘Kiekikoean  en ‘Begun in: Kiek in de pot (1958).

Na zijn overlijden schreef Hermen Bomhof een ‘In memoriam Gerhard Werkman’, in: De Moespot (nr. 110, 1981).

Zie ook: Twentse taalbank.nl

Albert Meilink

Albert Meilink (Deventer, 12-03-1875 – Amsterdam, 17-05-1942), schilder, dichter en auteur van twee verhalen waarin de dialogen in het Deventers worden gevoerd. ‘De Foekepot’ in 'Op de Hoogte' (jrg. 8, 1911, p. 85 – 91). In Deventer heerst, na de dood van de vader, in het huis van Jantje grote armoede en hij besluit op Vastenavond met een geleende foekepot langs de huizen te gaan. ‘De Pinksterkroon’ in ‘Morks Magazijn’ (jrg 14,1912, p. 353 t/m 365, 465 t/m 476). In een stadje aan de IJssel ontmoeten feestende jongens en meisjes elkaar twee dagen lang op ontspannen wijze rond de Deventer Pinksterkroon.

Broos Seemann

A.K.H.M. (Broos) Seemann (Deventer, 1934 – Lemele, 1998) 

Zie bij: Ommen

Hermen Bomhof

Hermen Bomhof Wzn (Apeldoorn, 04-02-1919 - 1988), geboren op 't landgoed Hohenheim tussen Apeldoorn en Deventer, was redacteur van de Wegener-bladen en werd ook aan de Overijsselse kant van de IJssel populair vanwege de gedichten die hij gedurende tientallen jaren publiceerde voor kranten en tijdschriften. Ook schreef hij teksten voor streektaalzangers en toneel- en revuegezelschappen. Bomhof was, samen met Hans Keuper, Ton Kolkman en Herman Oltvoort, redacteur van de bundel  't Witte peerd: Verhalen en gedichten in dialect uut Oostnederland (Doesburg: Rabeling, 1984). Een jaar voor zijn overlijden verscheen zijn verzameld dichtwerk met de toepasselijke titel ‘Van weerskanten vremp: een keuze uit de gedichten van Hermen Bomhof’ (Kampen; IJsselacademie, 1987. 160 p). Daaruit een fragment uit het gedicht ‘Landverhuuzer’: ‘Un entenvloch snort vot en trekt al groter strepen / hoog in de meertse loch. De westenwind stek op, / die van de bossen kump. O, God, nooit he’k begrepen, / dät veur dit slechte land mien ’t hät zo heftig klop.

Lees over Bomhof ook bij Nieuwleusen.

Bron: https://nds-nl.wikipedia.org/wiki/Hermen_Bomhof

Klaas Jassies

Klaas Jassies (Almelo, 1908 - 1979) groeide op in Oldenzaal, voltooide in Deventer zijn HBS-opleiding en zette er zijn eerste schreden op het journalistieke pad.  Enige jaren later werd hij in Enschede journalist bij en redacteur van het ‘Volksblad voor Twente’. Jassies was al bekend van de dichtbundels in het Twents ‘Dwerrel'nde blaêre’ (1941) en ‘Vennepluuze’ (1946) toen hij in 1963 directeur werd van de Deventer Schouwburg - tot zijn pensionering in1973. Hij woonde toen in Colmschate. De verbondenheid met zijn oude en nieuwe woon- en werkplek komt naar voren in de streekroman ‘Rijpe aren, stille spoelen; een levensverhaal uit Salland en Twente’(Deventer: Kluwer, 1967.214 p.) Daarin beschrijft hij de wisselvalligheden van het leven van boeren en textielarbeiders, beginnend met de economische crisis in de jaren dertig van de vorige eeuw. De dialogen zijn deels in het Twents, deels in het Sallands en soms van alles een beetje door toevoeging van Nederlandse woorden.

Over Jassies schreef Johanna van Buren het gedicht ‘Besten Klaas’ (1938).

Bron: https://www.rug.nl/research/portal/files/10068036/wieiswie.pdf.